h

SP stelt vragen aan GS n.a.v. rapportage PwC

26 maart 2007

SP stelt vragen aan GS n.a.v. rapportage PwC

Door Anneke Apperloo en Ad van de Kolk (Fractie SP) zijn aan de GS de volgende vragen gesteld.

  • 1. Zijn GS reeds op de hoogte van de inhoud van de rapportage, die Pricewaterhouse Coopers Advisory NV in opdracht van de aandeelhouders van Afvalsturing Fryslân NV heeft geschreven in het kader van een ‘second opinion’ in de periode van 12 december 2006 tot en met 2 februari 2007 betreffende de mogelijke realisering van een Reststoffen Energie Centrale in Harlingen door Omrin?
  • 2. Zijn GS het eens met de stelling, dat voorafgaande aan de vergunningverlening aan Omrin voor de realisatie van een REC in Harlingen onderzocht dient te worden, in hoeverre de Friese gemeenten bereid zijn om voor onbepaalde tijd het huishoudelijk afval door Omrin te laten verwerken, aangezien volgens Pricewaterhouse Coopers het fundament onder de REC op losse schroeven komt te staan wanneer één of meerdere gemeenten hiervan afzien en dit wat betreft de Gemeente Smallingerland op dit moment reeds onduidelijk is? (Pag. 4, punt 4, pag. 30, voetnoot 8, en pag. 35, punt 3.54 (rapp. PwC)). Zo nee, waarom niet?
  • 3. Zijn GS het eens met de constatering, dat de in de rapportage van PwC geschetste exponentiële toename van de export van Duits brandbaar afval in 2006, die volgens PwC deels naar Nederland zal komen (pag. 12 en 13, punt 1.08 (rapp. PwC)), haaks lijkt te staan op de situatie, die Omrin schetst in de startnotitie, waarin “voor de komende periode geen aanzienlijke toename verwacht wordt” van de verbranding van Duits afval in Nederland (pag. 7, punt 2.1.3.1. (startnotitie Omrin)). Zo nee, waarom niet?
  • 4. Zijn GS het eens met de stelling, dat de door PwC als “positieve punt” naar voren gebrachte situering van een REC aan de zeehaven in Harlingen, waardoor “de flexibiliteit voor wat betreft de aanvoer van te verwerken afvalstromen wordt vergroot” (pag. 35, punt 3.58 (rapp. PWC)) in strijd is met de hoofddoelstelling van de pkb Derde Nota Waddenzee? Zo nee, waarom niet?
  • 5. Zijn GS het eens met de stelling, dat het door Frisia Zout BV aan Omrin verstrekken van een turbine, die door PwC als “het meest kritieke onderdeel van de REC in termen van beschikbaarheid op de markt” wordt bestempeld (pag. 26, punt 3.14 (rapp. PwC)) nooit de reden mag zijn om een REC te realiseren aan de rand van beschermd natuurgebied? Zo nee, waarom niet?
  • 6. Vinden GS inzage in de (eventuele) voorwaarden die Frisia stelt bij het leveren van de bovengenoemde turbine van belang? Zo nee, waarom niet?
  • 7. Is belangenverstrengeling volgens GS gezien het bovenstaande in vraag 5 en 6 uit te sluiten?
  • 8. Zou de geplande samenwerking tussen Omrin en Frisia reden voor GS kunnen zijn om Frisia niet te willen sluiten?
  • 9. Zijn GS het eens met de stelling, dat het onaanvaardbaar is, dat het volgens PwC “zeer belangrijke risico”, dat Omrin er niet in slaagt voldoende bedrijfsafval te acquireren op de “competetieve markt” (pag. 35, punt 3.53 (rapp. PwC)) afgewenteld wordt op de Friese huishoudens in de vorm van hogere verwerkingstarieven? Zo nee, waarom niet?

U bent hier