h

Jeugdzorg of opvoedpolitie?

3 januari 2010

Jeugdzorg of opvoedpolitie?

Wie bepaalt wat een goede opvoeding behelst?
Dat is een vraag die in deze tijd van hypes niet zo veel wordt gesteld. Geoordeeld wordt er echter snel en des te meer, vooral over de jeugd. Wat daarbij vergeten wordt is dat de jeugd van vandaag simpelweg de spiegel is van onze maatschappij zoals wij, volwassenen, deze vorm geven. Het is feitelijk een heel normaal en natuurlijk proces. De nieuwe komende generatie verzet zich tegen de aanwezige kaders of vergroot ze uit zoals ook mijn generatie dat heeft gedaan. Iedere volwassene die deze krabbel leest was ooit eens een onderdeel van niet deugende “jeugd van tegenwoordig” binnen de kaders van toen, maar wie wil zich dat nog werkelijk herinneren?

Een van de kaders die wij heilig hebben gemaakt en die de jeugd ons laat zien door deze uit te vergroten is materialisme. Vernieling van materie valt ons op omdat we juist materie steeds meer op de hoogste plaats zijn gaan zetten. Vandalisme is echter van alle tijden, alleen de schaal is veranderd.
Een ander kader is door de overheid gepropageerde “eigen verantwoordelijkheid.” Iets dat tegelijkertijd door de overheid zelf overigens keer op keer wordt gelogenstraft. Eigen verantwoordelijkheid wordt ingevuld als geldend voor iedereen behalve voor de overheid zelf. Er wordt door haarzelf juist steeds minder verantwoordelijkheid afgelegd.
De uitvergroting en spiegel die onze jeugd ons in dit kader voorhouden zijn duidelijk. Het is een demonstratie van een redeloze drang naar individualisme, geen verantwoordelijkheid af willen leggen en het hanteren van het recht van de sterkste (lees: marktwerking). Het “ik” als maatstaf der dingen, egocentrisme. Onze jeugd doet haar best, volgt haar natuur en probeert deze grens verder op te rekken omdat ze ons, de oude generatie, wil overtreffen. Individualisme en egocentrisme worden dus naar een hoger plan gebracht. Een primaire reactie op het kader dat jeugd om zich heen waarneemt. Het voorbeeld dat wij, als maatschappij en overheid, aan onze kinderen meegeven.
Een ander voorbeeld is dat er botweg wordt gesteld dat de nieuwe generatie niet op hoeft te draaien voor de “lasten” die de oudere generatie op hun schouders legt. Dat zijn hun ouders en grootouders dus. Zeg nu zelf: hoeveel duidelijker kun je worden?
Een veel belangrijkere vraag zou dus moeten zijn of de kaders we met z’n allen hebben geschapen nog wel voldoen. Volwassenen stellen weliswaar terecht dat de jeugd zich zou moeten gedragen maar dat ontslaat hen niet van de verantwoordelijkheid om de juiste kaders te leveren waarbinnen onze kinderen zich kunnen spiegelen.
Als wij niet tevreden zijn met de jeugd zullen wij, als collectief, misschien kaders moeten veranderen ten einde onze jeugd te veranderen. Eigenlijk moeten we onze jongeren dankbaar zijn voor het feit dat zij huidige kaders uitvergroten en deze aan ons laten zien zodat wij als volwassenen kunnen leren hoe het beter moet.
In plaats daarvan gaan de overheid en dus onze maatschappij de huidige jeugd echter steeds meer beschouwen als criminelen in de dop. DNA wordt afgenomen als een jeugdige een ruitje ingooit, een identiteitsbewijs met veertien jaar inclusief vingerafdruk wordt verplicht. Een zeilmeisje dat in de war is en vlucht wordt bij thuiskomst niet naar de ouders gebracht maar direct aan een eerstegraads verhoor onderworpen alsof ze een misdaad heeft begaan. Universele rechten van het kind worden door de overheid regelmatig grof geschonden enzovoort.
Ondertussen worden hulpverleners verlamd omdat hen juridische procedures boven het hoofd hangen bij eventuele menselijke fouten. Hoe opvoeding er uit moet zien lijkt steeds minder een zaak te worden van ouders en/of de dynamiek binnen gezinnen maar er wordt vooral door “deskundigen” over beslist. Het milieu waaruit jeugd voortkomt lijkt ook een steeds grotere rol te spelen. Familiebanden, liefde van ouders voor hun kinderen en omgekeerd worden daarbij steeds meer ondergeschikt want er moet efficiënt worden gewerkt. Ook binnen Jeugdzorg hebben managers zich stevig genesteld. De overheid lijkt, bij monde van de moloch jeugdzorg, hard bezig om haar eigen kaders samen te stellen over hoe de jeugd en ouders zich dienen te gedragen. Intellect viert daarbij hoogtij, het geweten wordt vergeten.
Instituten gaan zich juridisch indekken en dus starre kaders leveren waarbinnen hulpverleners zich moeten bewegen. Deze kaders zijn bovendien niet sociaal maatschappelijk van aard maar steeds meer juridisch. Er wordt daarbij zodanig angst gecreëerd onder personeel dat niemand de mond open durft te doen over dingen die mis gaan of niet werken.
De belangrijke vraag die zich opdringt is hoe lang we nog kunnen spreken over jeugdzorg voordat we moeten constateren dat die verworden is tot een ordinaire opvoedpolitie die een verlengstuk is van Justitie en Staat? En dat leidt tot de vraag wie bepaalt wat een goede opvoeding behelst. Jeugdzorg? De rechter? De Staat? Wat is de positie dan nog van ouder en kind in dit soms erg bittere spel?
Misschien is de jeugd schuldig, maar de verzachtende omstandigheid is wel degelijk dat zij handelen binnen de maatstaven en kaders die wij als ouders maar ook als maatschappij en overheid aan hen meegeven. Men moet zich in alle oprechtheid misschien gaan afvragen wie nu de werkelijk schuldig is en waarom.

Ad van de Kolk
Fractievoorzitter SP Fryslân

U bent hier